Elke Letser die graag wandelt in het Zoniënwoud is uitgenodigd om op zondag 20 mei 10 km te wandelen (of 5 km voor wie dat volstaat). Goed schoeisel en kleding in functie van het weer zijn belangrijk.
We verzamelen om 14u aan de ingang van het bos aan tramhalte “Bosvoorde station” en zijn – zonder tegenbericht – vier minuten later vertrokken. We zijn terug tegen 18u (best geen urgente afspraken plannen in de vroege avond…). Tijdens de wandeling kunnen we bewonderen hoe de lente zich manifesteert, kunnen we reflectie en stiltes inbouwen, uitwisselen over nieuwe (eigen en collectieve) gewoontes rond mobiliteit in het Brussels Gewest en natuurlijk ook gewoon babbelen.
Gelieve papier en (ecologisch?) schrijfgerief mee te brengen om jullie creativiteit bot te vieren. Desgewenst schrijf ik na afloop een fictief verslagje. Gesuggereerde waardering: per persoon 6 ketjes. Je kunt je bij mij inschrijven; vermeld best je telefoonnummer voor eventuele mededelingen op het laatste moment: Lex (ELS015 – lex_gommers@hotmail.com – 0471/25 70 44)
Als voorsmaakje geven we hieronder een hoogst persoonlijke impressie van één van de deelnemers aan de eerste wandeling. Het betrof een boswandeling georganiseerd door gemeenschapscentrum WaBo, met onderweg muzikale pauzes. Voor meer uitleg of ontraadseling verwijzen we jullie graag naar de deelnemers van het eerste uur. Op wandeling 2, of bij een andere gelegenheid.
Plots ligt hij plat op de buik op het bospad, het gezicht gelijk een slang opgericht. Om zijn verveling te verjagen blaast hij in het opkomende vuur. De rook waait alle kanten op. Muzikanten banjeren naar hun stoel. Het frêle vioolmeisje incluis. Op het talud tegenover, verwaardigt zich een blonde tante om zich te laten horen. Dit tart alle regels. Hier komt bonje van. En jawel. Niet veel later staat hij daar: de boswachter. Kan dit in de doofpot? En wel zo snel mogelijk? Juist dit lenteseizoen, betekent verhoogd risico.
De tante stapt verontwaardigd weg, samen met haar compagnon. Eens het vervelingsvuur gedoofd, neemt de griot in zijn traditionele kledij de fakkel over. Met zachte klanken vult hij het onderhavige bosgedeelte, onder auspiciën van de bezoekers met hun rustige adem. Het bladerdek van verleden jaar licht subtiel op. Zelfs de allerkleinste kijkt verbaasd toe. In het midden van het web bevindt zich een witte spin. Hij spint z’n draden, geheel rondom. Langs paden, bomenrijen, netjes de pijlen volgend, het paradijs indelend, in utopische en minder utopische gedeelten. Met ruimte voor een lila luchtballon en voor een mannetje met zwart ontbloot bovenlijf. Sporadisch komt de blonde tante terug in z’n verbeelding, vergezeld van de boswachter.
Ze wandelen door, toegezongen door een demonische Galicische en haar opgewekte koor. Hun stemmen gaan samen met Jakobsschelpen, grote trom en doedelzak. Op de tonen van die laatste lukt het om bij de plaats van het zware bier en de opbeurende soep te geraken. Dan volgt de weg terug.